In een eerdere nieuwsbrief wees Mr. Franklin reeds op het risico voor borgstellers en medeschuldenaars van een onderneming ingeval die onderneming in moeilijkheden raakt en een procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend (WCO). Aangezien de problematiek actueel is en blijft, past het om de principes nog even in herinnering te brengen.
Wanneer een procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend, geniet de schuldenaar van een periode van opschorting waarin hij beschermd wordt tegen zijn schuldeisers. Tijdens de duur van de opschorting kunnen schuldeisers geen enkel middel van tenuitvoerlegging aanwenden of voortzetten op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar. De vraag stelt zich of deze periode van opschorting ook toekomt aan de medeschuldenaars of aan personen die zich borg stellen voor de schuldenaar.
In mei 2013 werd artikel 33, §2 WCO in die zin uitgebreid dat de periode van opschorting vanaf dan wel degelijk ook ten goede komt aan die medeschuldenaars die krachtens de wet mede verbonden zijn voor de schulden van de schuldenaar. Dit betreft de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de schuldenaar. Voor wettelijk samenwonende partners is evenwel vereist dat de verklaring van wettelijke samenwoning minstens zes maanden voor het indienen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie werd ingediend.
De periode van opschorting geldt niet voor de overige medeschuldenaars of voor persoonlijke borgstellers (zoals een echtgenoot die zich persoonlijk borg heeft gesteld). De schuldeiser kan zich dus in principe tot deze personen richten om zijn schuldvordering te voldoen. Natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de schuldenaar kunnen zich echter tot de rechtbank richten met een verzoek om vast te stellen dat het bedrag van de persoonlijke zekerheid niet evenredig is met de mogelijkheden die de borgsteller heeft om de schuld af te betalen op het ogenblik van het verlenen van de opschorting. Op die manier zou de persoonlijke borgsteller toch ook van het voordeel van de opschorting kunnen genieten.
Indien er tijdens de WCO procedure een minnelijk akkoord wordt bereikt tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers, kunnen de medeschuldenaars en de borgen van de schuldenaar op grond van de artikelen 1285 en 1287 BW betreffende de conventionele kwijtschelding wel genieten van de kwijtscheldingen die ingevolge het minnelijk akkoord aan de schuldenaar werden toegekend.
Hoewel voormelde principes het risico voor (bepaalde) medeschuldenaars en borgstellers enigszins beperken wanneer de onderneming-schuldenaar in moeilijkheden verkeert, blijft er nog steeds een aanzienlijk risico tot uitwinning van de medeschuldenaar/borg bestaan. Wees dan ook op uw hoede wanneer je een borgstelling aangaat. Een verwittigd borgsteller is er (meer dan) twee waard!